Lesson nr. 2

Days, months and numbers

If you want to continue learning Dutch, the next step is to learn days, months, numbers. These are basic words that you will use daily.

EnglishDutch
MondayMaandag
TuesdayDinsdag
WednesdayWoensdag
ThursdayDonderdag
FridayVrijdag
SaturdayZaterdag
SundayZondag

The Dutch and English ways of asking someone what day it is are extremely similar. You may find instructions on how to ask or answer this question below.

What day is it today?

Welke dag is het vandaag?

Today is Wednesday.

Vandaag is het woensdag.

It is even more useful to know the precise date, particularly when discussing it with someone. In every conversation, bringing up yesterday or tomorrow is also quite helpful.

Months

EnglishDutch
JanuaryJanuari
FebruaryFebruari
MarchMaart
AprilApril
MayMei
JuneJuni
JulyJuli
AugustAugustus
SeptemberSeptember
OctoberOktober
NovemberNovember
DecemberDecember

EnglishDutch
YesterdayGisteren
TodayVandaag
TomorrowMorgen
The day afterOvermorgen

Examples

What is today’s date? Welke datum is het vandaag?

Today is Wednesday March 11. Vandaag is het woensdag 11 maart.

What is tomorrow’s date? Welke datum is het morgen?

Tomorrow it will be Friday March 13. Morgen is het vrijdag 13 maart.

Numbers

EnglishDutchEnglishDutch
ZeroNulTenTien
OneÉénElevenElf
TwoTweeTwelveTwaalf
ThreeDrieThirteenDertien
FourVierFourteenVeertien
FiveVijfFifteenVijftien
SixZesSixteenZestien
SevenZevenSeventeenZeventien
EightAchtEighteenAchttien
NineNegenNineteenNegentien

EnglishDutchEnglishDutch
TwentyTwintigSixtyZestig
Twenty-oneEenentwintigSeventyZeventig
Twenty-twoTweeëntwintigEightyTachtig
Twenty-threeDrieëntwintigNinetyNegentig
Twenty-fourVierentwintigOne hundredHonderd
Twenty-fiveVijfentwintigTwo hundredTweehonderd
ThirtyDertigthousandDuizend
FortyVeertigmillionMiljoen
FiftyVijftigbillionMiljard

EnglishDutchEnglishDutch
FirstEersteSixthZesde
SecondTweedeSeventhZevende
ThirdDerdeEighthAchtste
FourthVierdeNinthNegende
FifthVijfdeTenthTiende